De Turkse economie is een ballon die op knappen staat — al is er op straat nog weinig van te merken | De Volkskrant

Ibrahim Hakki Erdem, eigenaar van confectiebedrijf Narmanli. Foto Rob Vreeken

Paristan. Favori. Ella Bella. Lara. Strada. Arma Cool. Sondos. Viora. Ze hebben de klank en uitstraling van internationale topmerken, maar de namen die hier gevel na gevel op winkelpuien prijken, zijn van puur Turkse makelij. Zo’n vierduizend textielzaken herbergt de wijk Osmanbey in Istanbul, opeen gepropt in een tiental straten. In de etalages zien we damesmode, bruidsjurken, herenkostuums, kinderkleding, schoenen en accessoires.

Het is rustig op straat, deze vrijdagmiddag. ‘Tien jaar geleden kon je over de hoofden lopen’, zegt Ibrahim Hakki Erdem, eigenaar van Narmanli, een van de confectiebedrijven. ‘Iedereen kwam hier.’

Met ‘iedereen’ bedoelt hij niet zozeer de consumenten als wel de tussenhandelaren, inkopers, leveranciers, fabrikanten. Achter de winkelfaçades met kleurig geklede etalagepoppen gaat een andere wereld schuil op de bovenverdiepingen. De meeste textielbedrijven zijn vooral groothandel, producent, exporteur.

Grillige economie

Hotels zijn er volop in Osmanbey, de metro is vlakbij, het vertier van Istanbul bereik je in een kwartiertje. Een ideale plek voor handelslieden die een paar dagen zaken komen doen in de stad. Maar de confectie-ondernemers van Osmanbey voelen, meer dan andere sectoren, de grillen van de Turkse economie onder president Recep Tayyip Erdogan.

Die wil dat Turkije binnen vijf jaar gaat behoren tot de tien grootste economieën ter wereld. Zo staat het letterlijk in het program van zijn AK-partij. Een stoutmoedig voornemen, waarover veel economen uiterst sceptisch zijn. De Turkse economie beleeft juist onzekere tijden. Zeker nu de lira afgelopen vrijdag een enorme koersval maakte na de aankondiging van nieuwe Amerikaanse importheffingen op staal en aluminium.

De onlangs herkozen Erdogan zal in zijn nieuwe ambtstermijn moeten voorkomen dat het land door zijn financiële en monetaire stutten zakt. Productieve spelers als die in Osmanbey heeft hij daarbij hard nodig. Kleding was goed voor 18 procent van de 157 miljard dollar die Turkije vorig jaar verdiende aan export.

Mensen checken de wisseltarieven bij een wisselkantoor in Istanbul. Foto AFP

Prêt à porter voor heren

Bedrijven als Narmanli zijn exemplarisch voor het Turkse groeiwonder. Textiel- en meubelfabrikanten uit Centraal Anatolië en het noordoosten van Turkije konden hun vleugels uitslaan nadat topeconoom Kemal Dervis in 2001 de vrije hand had gekregen om het land uit een diepe crisis te trekken.

De maatschappelijk conservatieve, maar economisch liberale AKP, die een jaar later aan de macht kwam, zette de hervormingen met verve voort. Turkije beleefde een jaar na jaar aanhoudende groeispurt. Vooral ondernemers uit het midden en noordoosten van Turkije, het kerngebied van de partij, grepen hun kansen.

Narmanli is een typisch Turks familiebedrijf, ooit in het oosten van Turkije piepklein begonnen onder leiding van grootvader Erdem. In 1987 kwam de kleinzoon in de zaak, die toen al naar Istanbul was verhuisd. In een van de toonzalen van het pand spreekt de 54-jarige Erdem, omringd door rekken met staaltjes van degelijke herenkostuums, de ruggengraat van Narmanli. Prêt à porter: inkopers die hun slag slaan, kunnen hun waar meteen meenemen.

Russen & Italianen

Hij vertelt over zijn reizen naar Rusland, Iran, Afrika en Europa, waar hij vooral de beurzen in Milaan en Florence bezoekt. De Russen zijn goede klanten, al sinds de val van de Sovjet-Unie, toen voor Narmanli de gouden jaren begonnen. Vandaar dat het bedrijf de merknaam Bruno Bellini gebruikt. ‘Russen zijn dol op Italiaans.’

‘Mijn generatie heeft de hele ontwikkeling van Turkije meegemaakt’, zegt Erdem. ‘Goede tijden en slechte tijden. Tot 2011 heeft de regering veel nuttige dingen gedaan. Barrières geslecht, regels geschrapt. Zakendoen werd makkelijker. We konden direct de wereldmarkt op.’

Dat bracht ook nadelen. Fabrikanten en verkopers van textiel voelden de concurrentie uit landen als China. Confectiebedrijven kregen te maken met concurrenten als Zara en Bershka, onderdelen van de Spaanse modegigant Inditex, en met het Zweedse H&M. Op Istiklal, de grootste winkelstraat van Istanbul, overheersen zulke merken het gevelbeeld. ‘De groten kunnen veel goedkoper werken’, zegt Erdem. ‘Ik word weleens zwetend wakker van Inditex.’ Sinds 2009 is zijn omzet gehalveerd, naar ruim 5 miljard euro per jaar.

Comeback van inflatie

Mondialisering legt, naast alle goeds dat het Turkije bracht, ook de mindere kanten bloot van Erdogans beleid. Sinds 2013 komen die steeds duidelijker aan het licht.

Bovenal is daar de zwakke lira. De Turkse munt, die het al zeker vijf jaar moeilijk heeft, daalde dit jaar al bijna eenderde in waarde en bereikte afgelopen vrijdag een dieptepunt. Dat maakt importen duurder, ook voor bedrijven als Narmanli, en het jaagt de inflatie (nu 12 procent) aan. ‘We dachten dat inflatie niet langer een probleem was voor Turkije, maar het is helemaal terug’, zegt Osman Zaim, hoogleraar economie aan de Kadir Has Universiteit in Istanbul. Bovendien maakt de zwakke lira het moeilijker de omvangrijke buitenlandse schulden af te lossen.

Dat is het tweede structurele probleem van de Turkse economie: het land is jarenlang op de pof gegroeid. ‘Turkije heeft bovenmatig geprofiteerd van de beschikbaarheid van goedkoop geld in de wereld’, zegt consultant Ozan Sakar, die twaalf jaar als bankier in Londen werkte. Consumenten kochten auto’s, huizen en wat al niet op krediet. Ondernemers investeerden op krediet – van harte gestimuleerd door de regering, die zich royaal garant stelt.

Zwaard van Damocles

Maar er moet ook worden terugbetaald, en dat is Erdogans zwaard van Damocles. De buitenlandse (particuliere) schuld van Turkije bedraagt 400 miljard euro. Daarvan moet dit jaar 162 miljard worden afgelost. Daarboven moet bijna 50 miljard worden aangezuiverd op de betalingsbalans, die een groot tekort vertoont. Woorden als ‘casino’ en ‘zeepbel’ worden daarom vaak gebruikt om de stand van de Turkse economie te omschrijven. Het kan niet eeuwig zo doorgaan.

‘Ik zie Turkije als een patiënt wiens bloedvaten geleidelijk nauwer worden’, zegt econoom Selin Sayek Böse, voormalig vicevoorzitter van de oppositiepartij CHP. ‘Het bloed stroomt niet meer zo snel. De patiënt kan niet meer rennen. Maar het is een langzame dood, want het potentieel is er nog.’

Dat is het punt: dramatisch slecht gaat het nu nog niet met Turkije, al denken economen en analisten dat een economische crisis onafwendbaar is. ‘We hebben nog steeds een sterke economie’, zegt hoogleraar Zaim. Turkije was vorig jaar met een groei van 7,4 procent zelfs de snelste groeier onder de lidstaten van de G20.

Ook de bankensector, die de mondiale crisis van 2008 uitstekend doorstond, lijkt vooralsnog krachtig genoeg. De werkloosheid is dit jaar iets gedaald, naar 9,6 procent, ‘Als je op straat kijkt, zie je niets van problemen’, zegt Zaim. ‘De mensen blijven uitgeven. Niemand wordt zijn huis uit gezet. Pensioenen en ambtenarensalarissen zijn geïndexeerd.’

‘Mensen blijven uitgeven’, zoals hier in Mahmutpasa straat, een populaire winkelstraat in Istanbul. Foto AFP

Bakstenen, bakstenen, bakstenen

Op nog een zichtbare manier wekt Turkije de indruk dat het goed blijft gaan: aan de bouwmanie komt geen eind. Onder Erdogan is vijftien jaar lang grootscheeps geïnvesteerd in beton en infrastructuur. Woningen en flats, winkelcentra, kantoren, ziekenhuizen, treinstations: het kon – en kan – niet op. Het verklaart in niet geringe mate Erdogans populariteit. De explosie in de bouw bepaalde mede het groeiwonder.

De bouw is het favoriete speeltje van ‘macher’ Erdogan. Hij houdt van aanpakken en ziet graag tastbare resultaten - groot, veel, hoog, imposant. Het leidde tot de Gezi-protesten van 2013, ontvlamd doordat de AKP-leider het Gezipark in het centrum van Istanbul wilde volbouwen.

Er bestaat een directe link tussen Erdogans bouwdrift en zijn monetaire aanpak. Om overheid en particulieren in staat te stellen te blijven investeren, is goedkoop geld nodig. Vandaar zijn afkeer van rente.

Onder Erdogans superpresidentschap zal de bouwwoede bepaald niet verminderen. ‘We blijven megaprojecten uitvoeren’, stelt het AKP-partijprogramma The AK party can do it, dat in een bijlage maar liefst 35 pagina’s vol projecten in de pijplijn opsomt - van snelwegen, metro’s en tunnels tot musea, havens en vliegvelden.

Kanaal van Marmara

In twee gigantische projecten in het bijzonder heeft Erdogan zijn ziel en zaligheid gelegd: het grootste vliegveld ter wereld, dat bij Istanbul uit de grond wordt gestampt, en een 45 kilometer lang kanaal dat de Zee van Marmara verbindt met de Zwarte Zee.

Rond de projecten hangt een geur van cliëntelisme. Contracten gaan veelal naar politieke vrienden van de president. Of omgekeerd: om een klus te bemachtigen, is het maar beter op goede voet te blijven met de AKP-leiders. Crony capitalism, vriendjeskapitalisme, noemt econome Böse dat. En het creëert een ‘rentenierseconomie’, waarin ‘niet wordt geprobeerd iets te produceren dat echt waarde toevoegt’. Maatpakken voor de export naar Rusland, bijvoorbeeld.

Je kunt, zegt ook consultant Sakar, op de lange termijn je ontwikkeling niet grondvesten op bouw en infrastructuur. Productieve investeringen, dat is wat Turkije nodig heeft. Meer nadruk op de kenniseconomie. ‘De ballon staat op knappen’, waarschuwt hoogleraar Zaim.

Buitenlandse investeerder kijken nu nog even de kat uit de boom. Een goed functionerende rechtsstaat en politieke stabiliteit zijn nodig om het vertrouwen in het land te herstellen, naast verstandig economisch beleid. ‘Ook onze klanten maken zich daar zorgen over’, zegt confectieman Erdem. ‘We moeten rust en vertrouwen hebben.’

In één opzicht voldoet president Erdogan sinds zijn herverkiezing aan dat verlangen naar stabiliteit. Hij heeft de touwtjes stevig in handen.

Machtspel rond lente en lira

Rond lira en rente speelt zich een merkwaardig machtsspel af in de hoogste regionen van het Turkse staatsapparaat. President Erdogan ziet in de fluctuaties van de lira een ‘buitenlandse samenzwering’ tegen Turkije. Ook is er een ‘rentelobby’ die hem probeert de voet dwars te zetten.

Erdogan is tegen rente. Lage rente leidt volgens hem tot lagere inflatie. ‘Dat heeft geen enkele basis in de economische wetenschap’, zegt consultant Ozan Sakar. ‘Geen econoom deelt die visie. Als je de inflatie omlaag wil, moet de rente omhoog.’

Opeenvolgende directeuren van de Turkse centrale bank hebben tot nu hun poot stijf gehouden. Diverse malen verhoogden zij de rente, tegen de zin van Erdogan. Een onafhankelijke centrale bank is essentieel voor het vertrouwen in Turkije van buitenlandse markten en investeerders.

In de aanloop naar de verkiezingen van juni echter, waarin hij werd herkozen als president met grotere volmachten, zei Erdogan dat hij zijn greep op het monetair en economisch beleid wil versterken. Daar laat hij geen gras over groeien. De directeur van de centrale bank gaat hij voortaan zelf aanwijzen en hij benoemde zijn schoonzoon Berat Albayrak tot superminister van Financiën. De lira maakte meteen een nieuwe duikeling.

De eerste signalen hebben de markten weinig vertrouwen gegeven. Op 24 juli maakte de centrale bank bekend de rente niet te zullen verhogen. Algemeen was een stijging met minstens 1 percentpunt verwacht. Waarnemers menen dat het besluit is genomen onder druk van Erdogan.  Opnieuw zakte de lira verder weg.

Na de koersval van afgelopen vrijdag (en de reactie op de beurzen wereldwijd) beloofde Albayrak meer begrotingsdiscipline en een grotere onafhankelijkheid voor de centrale bank.

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/de-turkse-economie-is-een-ballon-die-op-knappen-staat-al-is-er-op-straat-nog-weinig-van-te-merken~b3675901/